Русско-голландский словарь
трещо́тка
f
1 rátel (ook muz. )
2 tresjotka, vogelafschrikker (Rus. sláginstrument bestaande uit een groot áantal aan een koord bevestigde houtjes, die tégen elkáar wórden geschud)
3 ( an. ) Spreek. rátel, kwébbel(aar), bábbelaar, bábbelkous, klétskous, rátelkous, snáteraar(ster)
она́ настоя́щая трещо́тка — haar mond staat nooit stil