m
1 rúimte, uitgestréktheid, vlákte; ( v. vlákte, zee e.d. ook ) wíjdte
просто́ры ( v.
вы́йти на морско́й просто́р ( v. — schip) het ruime sop kíezen;
на́ просто́ре — in het ópen/vríje veld, op het land;
in volle zee;
степны́е́ просто́ры — de uitgestrekte/weidse stéppen
●
2 (bewegings)vríjheid, (speel) rúimte, spéling
большо́й просто́р — ruim veld;
дать́ [3] просто́р ( ovdr. ) — iem. de rúimte géven;
на просто́ре — onbelémmerd