пре́жний
adj
voormálig, vróeger, gewézen; ( v. waardéring, íjver ) ónverminderd; ( v. tijden, gebruik, tradítie, wet ) oud (zoáls vróeger)
бо́льше́ пре́жнего — meer dan voorhéen;
в пре́жние времена́́ — in vróeger tijden;
по пре́жним времена́м́ [ — zich iets herínneren, etc. ] van vróeger;
сно́ва приня́ть [4] на пре́жнее ме́сто́ — iem. in (z'n) dienst terúgnemen;
всё опя́ть́ по-пре́жнему — álles is weer zoáls vróeger/weer bij het óude
Начните вводить слово: