песо́к m 1 zand het зыбу́чий песо́к — drijfzand het ; как песку́ морско́го — tálrijk als het zand der zee; протере́ть/пробра́ть/продра́ть́ с песко́м [4] Spreek. — iem. de oren wássen, ervanlangs géven, op z'n dónder géven, een úitbrander géven (met woorden); стро́ить́ [4] на песке́ — iets op (drijf)zand bóuwen; с него́ песо́к сы́плется ☻ — hij is al aftánds, hij is een óuwe knar ● 2 (als pl.t. пески́) zandgronden 3 Spreek. kristálsuiker