( pf ; if остана́вливаться)
1 ( v. vóertuig, iem., mótor, etc. ) stóppen; ( v. vóertuig, iem., mótor, klok, etc. ) stílstaan; ( v. vóertuig, iem. ) blijven staan, stílhouden, halt hóuden; ( v. snel rijdende áuto, trein, etc. ) tot staan/stílstand kómen; ( v.
останови́вшийся ( — v,
заво́д останови́лся ( — het werk in) de fabríek is gestopt;
кровотече́ние́ из ра́ны останови́лось — de wond is uitgebloed;
не остана́вливаться — vóortgaan, vérder ríjden/lópen zónder te stóppen;
останови́ться пе́ред [5] — stóppen voor [verkéerslicht, andere áuto, etc. ];
останови́ться по техническим причи́нам́ ( — bij áutorace) een pitstop máken;
река́́ останови́лась — de rivíer is dichtgevroren;
у него́ се́рдце останови́лось — z'n hart hield op met klóppen, z'n hart is stil blijven staan, z'n hart stond stil (ook
остана́вливаться у [2] — wáchten voor [stóplicht e.d. ];
часы́́ останови́лись — de klok loopt niet/staat stil
●
2 ( v. werk, de tijd) stílstaan; ( v. werk, activiteiten ) stóppen, stílliggen, stil kómen te líggen; ( v.d. tijd ) stil blijven staan; ( v.h. léven ) tot stílstand kómen; ( v. groei e.d. ) tot staan kómen
здесь, ка́жется, вре́мя́ останови́лось — het lijkt of hier de tijd heeft stilgestaan;
строи́тельство́ останови́лось — de bouw ligt stil;
останови́ться на мёртвой то́чке́ — op het dóde punt geráken/kómen
●
3 stóppen, óphouden
где/на чём мы останови́лись? ( m.b.t. — bládzijde; in schóolboek, les) waar zijn we ( — gestopt/gebleven/opgehouden)?, tot waar zijn we gekomen?;
говори́т и не мо́жет останови́ться — hij praat en weet van geen óphouden;
здесь, пожа́луй, мо́жно останови́ться — dit is een geschíkt punt (om
ни пе́ред́ чем не останови́ться — nérgens voor terúgdeinzen/uit de weg gaan, tot álles in staat zijn, tot het uiterste gaan, z. door niets láten weerhóuden, voor niets opzíj gaan, voor niets staan (om z'n doel te beréiken);
не останови́ться пе́ред тру́дностями — vólhouden tégen de verdrúkking in;
останови́ться на полусло́ве́ — mídden in een zin óphouden/stóppen
●
4 (на [6]) ( v. spréker e.d. ) (blijven) stílstaan, stil blijven staan, verwíjlen (bij)
он на э́том останови́лся — hij liet 't erbíj;
взгляд остановился на гравю́ре — z'n blik bleef rusten op een gravúre;
не́ остана́вливаться на [6] ( — niet vérder bespréken) in het mídden láten;
подро́бно́ останови́ться на [6] — lang/uitvóerig blijven stílstaan bij
●
5 (на [6]) z'n kéuze bepálen, beslúiten (tot), kíezen voor
6 (в/на [6]/у [2]) (voor
я остановлюсь здесь на неско́лько дней — ik blijf hier enkele dágen