МИР: значение слова

I
m
1 ( m.b.t. het heelal, het ons omringende, de áarde; m.b.t. kring, groep(ering): v. kúnstenaar, dieren e.d. ; als fil. /psych, begrip) wéreld; ( v. literatúur, muzíek, dieren ) rijk ^het
во всём ми́ре — óver de hele wéreld;
газе́тный/печа́тный мир — pérswezen ^het , perswereld;
дать́ ми́ру [4] ( — schéppen) [helden] vóortbrengen;
делово́й́ мир — zákenwereld;
де́тский́ мир — kínderwereld;
дре́вний/анти́чный́ мир — klassieke óudheid, antieke wéreld;
мир ду́хов́ — geestenrijk ^het ;
мир иде́й́ — gedáchtewereld, géesteswereld;
изба́вить мир от [2] — uit de wéreld hélpen;
всему́ ми́ру изве́стно́ — de hele wéreld weet het;
отпра́вить в мир ино́й́ [4] Spreek. — naar de andere wéreld hélpen;
отойти́/пересели́ться в лу́чший/ино́й/ друго́й́ мир — naar een béter oord/een betere wéreld gaan;
мир мо́ды́ — modewereld;
не от ми́ра — ceró niet van déze wéreld, wereldvréemd;
быть /оказа́ться отре́занным от ми́ра — af gesneden/afgesloten zijn van de búitenwereld;
переверну́ть́ весь мир — hémel en áarde bewégen;
пир на весь мир vlks-poët. — groots feest;
пусти́ть по ми́ру (с сумой) [4] Spreek. — aan de bédelstaf bréngen;
пойти́/ходи́ть по́ ми́ру — aan de bédelstaf zijn;
просто́й́ как мир — zo eenvóudig/símpel als twee maal twee (is vier);
си́льные ми́ра — ceró ☺ rijken der áarde, máchtigen dezer áarde;
сотворе́ние́ ми́ра bijb. — schépping van de wéreld;
старо́́ как мир — dat is zo oud als de wéreld;
мир те́сен! ( — bij toevallige ontmoeting) wat is de wéreld toch klein!;
христиа́нский́ мир — chrístenheid;
чемпио́н́ ми́ра sport. — wéreldkampioen
●
2 (6zsg.) (als tégengesteld aan klóosterleven) wereldse léven, wéreld
в ми́ру — in/voor de wéreld;
уйти́ от ми́ра — in retráite gaan, z. uit de wéreld terúgtrekken
●
3 (6zsg.) hist. dorpsgemeenschap (met zéker zélfbestuur)
всем́ ми́ром — met vereende krachten, met zijn állen;
с ми́ру по ни́тке,́ го́лому мир руба́ха/руба́шка ( gez. ) — veel kleintjes máken een gróte, álle kleine beetjes hélpen;
на миру́ и смерть́ красна́ — gedeelde smart is halve smart
●
II
m
(als gemóedsgesteldheid; als tégengesteld aan óorlog) vréde;
hoogdr. rust, stílte
ми́ру мир — vréde op áarde;
жить в ми́ре с [5] — in vréde léven met;
мир вам! — vréde zij met u!;
вестфа́льский мир — Vréde van
Westfalen/Múnster;
заключи́ть́ мир — vréde slúiten;
мир пра́ху́ его́ — hij ruste in vréde;
иди́ с ми́ром! bijb. — ga in vréde!;
с ми́ром отпусти́ть — ongestráft láten gaan;
мир и споко́йствие́ — pais/peis en vree