заква́ска f 1 het gísten, gísting; verzúring ( v. deeg ) 2 ( alg. ) gist; ( m.b.t. brood) zúurdeeg het , zúurdesem, désem моло́чная заква́ска ( — kaas)stremse het ● 3 Spreek. ( v. karakter, lichaam ) gehárdheid он челове́к ста́рой́ заква́ски — hij is van de óude stémpel