возня́
f
1 stóeipartij;
lawaaierige drúkte, gehól het , gerén het
2 (c [5]) Spreek. gepruts het , gehánnes het (aan/ met);
gemorrei het , gesleutel het (aan [áuto, rádio]);
(met veel móeite) gewúrm het
3 (вокру́г [2]) Spreek. rómpslomp, ómhaal, gedóe het (rond/om);
kopzorgen om;
touwtrekkeríj om
мыши́ная возня́ ( ovdr. ) — drúkte om niets