( v.
gezóndheid, léerling; thee, méngsel: karakter, wil, disciplíne etc. ) сла́бый; ( v. boord, hoed, kaft ) мя́гкий; ( v. bloem e.d. ) увя́дший; ( v. karakter ook ) бесхара́ктерный, слабохара́ктерный, мягкоте́лый; Spreek. бесхребе́тный; ( v. maal, diéet ) непита́тельный; ( v. huid, lichaam ) дря́блый; Spreek. ры́хлый; ( v. huid, wangen e.d. ) Spreek. обви́слый; ( v. lippen, wangen, oren ) отви́слый; ( v, thee e.d,, spier ) жи́дкий; ( v. thee e.d. ) спито́й; ( v. kábel, touw, zaag ) не туго́й, не натя́нутый; ( v. kábel e.d. ook ) прови́сший; ( v. fíetsband e.d. ) спу́щенный; ( v. hándel, lústeloos ) вя́лый; ( v. óptreden ) нереши́тельный; ( búigzaam ) ги́бкий; ( lang en slap, v. plánten ) худосо́чный
een slappe figúur Spreek. — тря́пка; Spreek. размазня́;
slapре oren — отви́слые / отви́сшие у́ши;
met slappe oren (ook) — вислоу́хий;
slap máken, slapper doen wórden — осла́бить;
slap néerhangen ( v. vlag, staart e.d. ) — сви́снуть; ( v. bloemen e.d. ) пони́кнуть pf ; ( v. zéilen e.d. ) обви́снуть pf ;
zijn armen vielen slap omláag — руки́ его́ бесси́льно опусти́лись;
slap wórden ( v. bloemen e.d. ) — вя́нуть if , увя́нуть; ( v. gesláchtsdeel ) опа́сть; ( door water ) обмя́кнуть; ( pópperig van huid ) обрю́згнуть pf ;
slap( per ) wórden — ослабе́ть; ( v. spieren, huid e.d. ) Spreek. дря́бнуть if ;
slap van het láchen — ослабе́вший от сме́ха
Начните вводить слово: