I
adv. (daar) там; ( hier ) тут, здесь
hij was er niet — его́ не бы́ло (там);
ik ben er al — я уже́ тут/ здесь;
dat boek is er niet — э́той кни́ги нет;
wat is er ? — в чём де́ло?, что тако́е?;
●
VERWIJZEND NAAR ANTECEDENT
(ik heb) er (niets van gehoord) — об э́том; ( ik ga ) er (niet mee от) с ним /ней/ ни́ми
●
II pron. IN ONPERS. ZINNEN onvertáald
er is — есть, име́ется;
er zijn — есть, име́ются;
er zijn er die — есть лю́ди, кото́рые;
er wordt gebóuwd (óver bouwwerkzaamheden) — здесь стро́ят; ( een huis e.d. ) здесь строи́тся;
er wordt geklopt — стуча́т;
er was eens — жил-был;
zijn