f
1 ópkomst, aanwézigheid, het verschíjnen, het bíjwonen; ( v. samenzweerders ) tréfpunt het , ontmóetingsplaats, bijéenkomst
я́вка - 7 — a проце́нта het ópkomstpercentage bedroeg 7a, … had een ópkomst van 7a procént;
я́вка обяза́тельна́ — ópkomst verplicht;
обяза́тельная я́вка
я́вка с пови́нной — jur, het zichzélf áangeven;
я́вка в суд́ — het verschíjnen voor de réchter
●
2 wachtwoord het , codewoord het , áfgesproken teken het
дать́ [З] я́вку — iem. het wachtwoord géven;
знать́ я́вку — het wachtwoord wéten