f
1 (wínter)jas, mántel, óverjas;
bóntjas, bóntmantel, pélsjas, pelsmantel
ли́сья шу́ба — vóssenpels, jas van vossenbont;
под́ шу́бой ( v. — voedsel) ónder garnéring bedolven;
из э́того шу́бы не сошьёшь́ ( — scherts.) daar schiet je geen fluit mee op, daar word je geen cent wíjzer van, daar kom je de wínter niet mee door
●
2 dikke vacht/pels
3 sl. muur met zachte bekleding (m