чу́вство
n
1 zintuig het , zin
шесто́е́ чу́вство — zésde zintuig
●
2 ([2]) gevóel het voor, besef het van, féeling voor;
gewáarwording
игра́ть́ чу́вствами [2] — met iem.s gevoelens spélen;
не́жное́ чу́вство — tedere gevoelens;
неприя́тное́ чу́вство — gevoel van ónbehagen;
чу́вство ответственности́ — verantwóordelijkheidsgevoel het ;
чу́вство ри́тма́ — maatgevoel het , gevoel voor ritme;
чу́вство сожале́ния́ — gevoel van médelijden;
с тяжёлым́ чу́вством — met een zwaar hart, met bezwáard gemoed;
чу́вство ю́мора́ — gevoel voor húmor
●
3 (als pl. ) bewustzijn het
лежа́ть без чувств — in zwijm líggen;
привести́ [4] в чу́вство — bij bewustzijn bréngen, [bewusteloze] tot léven bréngen, de lévensgeesten ópwekken bij …