(сотр. v. плохо́й/пло́хо/худо́й/ху́до) slechter, érger
тебе́ же (бу́дет) ху́же — je benadeelt jezélf het meest;
ху́же от э́того не бу́дет — dan is er nog geen man óver boord ( ovdr. );
ху́же [2]/чем [1] — slechter dan;
ху́же всего́́ — erg slecht;
ху́же
э́то ещё́ ху́же — nu zijn we nog vérder van huis;
а
всё ху́же и ху́же — van kwaad tot érger, hoe langer hoe érger, al slechter en slechter;
ху́же по ка́честву́ — van míndere kwalitéit;
быть ничу́ть не́ ху́же [2] — in niets de míndere zijn van;
ху́же не́куда Spreek. — érger kan het niet. het kan niet slechter, het is bar en boos, het is bij de koníjnen af;
э́то ещё ничего́, по́том́ ху́же бу́дет — dat is nog niets, het ergste komt nog;
ху́же не приду́маешь́ — slechter/érger kan men het z. náuwelijks vóorstellen;
тем́ ху́же — des te slechter/ érger;
ху́же того́ ( — als tussenv.) en wat (nog) érger is, érger nog;
и/ещё того́ ху́же Spreek. — het kan niet érger, daar heb je niets aan;
чем́ ху́же, тем лу́чше — hoe érger/beroerder, hoe béter (dan is 't tenmínste snel áfgelopen)