УХО: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

УХО

у́хо
n
1 anat. (ook v. pot) oor het
и у́хом не ведёт Spreek. — hij geeft geen krimp, het kan hem geen zier/barst/bal schélen, hij heeft er máling aan;
тебе́ э́того как свои́х уше́й не вида́ть́ — dat kun je wel vergéten, dat kun je wel op je buik schríjven;
держа́ть у́хо востро́ Spreek. — oren spítsen;
в одно́ у́хо вхо́дит,́ в друго́е выхо́дит — het gaat er het ene oor in en het andere oor uit bij iem.;
его́ го́лос́ сто́ит у меня́ в уша́х — het lijkt wel alsóf ik voortdúrend zijn stem hoor;
у́хо дерёт/ре́жет Spreek. — dat doet pijn aan je oren;
покрасне́ть до́ уше́й — tot óver de oren blózen;
дойти́́ до уше́й [2] — ter ore kómen;
драть́ за́ уши — iem. aan z'n oren trékken;
тяну́ть/тащи́ть за́ уши Spreek.
1 áchter de vodden zítten
2 ( ovdr. ) iem. het pistool op de borst zétten;
име́ющий́ у́ши да слы́шит ☺ — wie oren heeft, die hore;
кра́ем́ у́ха слу́шать Spreek. — met een half oor lúisteren;
кра́ем у́ха слы́шать Spreek. — van hóren zéggen wéten;
вы́ше лба у́ши не расту́т — je kunt niet meer doen dan je best;
gaat het niet, dan gaat het niet;
медве́дь/слон́ ему́ на́ ухо наступи́л Spreek. — hij heeft absolúut geen muzikáal gehóor;
пропусти́ть ми́мо́ уше́й — geen áandacht schénken aan;
на́ ухо говори́ть — in het oor flúisteren;
навостри́ть у́ши Spreek. — de oren spítsen, één en al oor zijn;
одни́м́ у́хом слу́шать Spreek. — met een half oor lúisteren;
за́ уши не отта́щишь́ [4] от [2] ↓ — je krijgt iem. met geen stok vandáan bij, iem. is niet weg te slaan bij;
по́́ уши Spreek. — tot óver de oren [in het werk, ónder de módder];
он по́ уши влюблён — hij is tot óver zijn oren verlíefd;
по́ уши в долга́х — tot óver de oren in de schulden;
по́ у́ху получи́ть — een draai om de oren kríjgen;
почеса́ть за́ ухом/за у́хом — áchter het oor krábben;
притяну́ть́ за́ уши [ — voorbeeld, argumént] er met de háren bíjslepen;
все у́ши прожужжа́ть/протруби́ть́ [3] о [6] Spreek. — iem. gek máken met z'n geklets óver, iem. de oren van de kop klétsen óver;
разве́сить у́ши Spreek. — álles voor zoete koek slíkken, klákkeloos gelóven;
ни у́ха ни ры́ла́ не понима́ть/смы́слить — grof geen bal/snars/ moer begríjpen;
во все у́ши слу́шать́ Spreek. — een en al oor zijn;
слы́шать́ свои́ми уша́ми — met z'n éigen oren hóren;
сре́днее́ у́хо — míddenoor het ;
и у стен́ есть у́ши — de muren hébben oren;
тре́тье́ у́хо Spreek. ' — dérde oor'
( — áfluisterapparatuur);
ест так, что за уша́ми трещи́т Spreek. ( ovdr. — scherts.) hij/ … eet voor drie;
туго́й́ на́ ухо Spreek. — hardhórend;
улыба́ться́ от у́ха и до у́ха Spreek. — breed glímlachen;
хло́пать уша́ми Spreek.
1 maar half begríjpen, met z'n oren staan te klápperen, érgens geen touw aan vast kúnnen knópen
2 met de hánden in de zákken tóekijken;
в уша́х шуми́т/звени́т́ — mijn oren súizen

2 gehóor het
музыка́льное у́хо — muzikáal gehóor

3 ( méestal als pl. ) oorwarmers