у́лица f 1 straat э́то на у́лице не валя́ется́ — je zult het niet voor niets kríjgen; вы́бросить/ вы́кинуть́ [4] на у́лицу — iem. op straat zétten, op de keien zétten; гла́вная́ у́лица — hóofdstraat; дать зелёную́ у́лицу ([3] для [2]) ( ovdr. ) — iem. het groene licht géven (om te …); на у́лице — op straat, búiten; оказа́ться́ на у́лице — op straat staan (werkloos; dákloos); бу́дет и на на́шей у́лице пра́здниќ — ónze tijd komt nog (wel)!; челове́к с у́лицы — de gewone man. Jan met de pet; de eerste de béste ● 2 stráatjeugd, straatmilieu het