adj
verschríkkelijk, ontstéllend, vréselijk, ontzéttend, afschúwelijk, ákelig, grúwelijk, schrikwékkend, schrikbárend, abominábel;
(schrik aanjagend) íjselijk, ijzingwékkend, mónsterlijk
ужа́сно ( — als adv. ) erg, grúwelijk, bar, ontíegelijk;
— het was verschríkkelijk om te zien;
ужа́сный трус́ — een ontzettende láfaard;
ужа́сный хо́лод́ — felle kou