тря́пка
f
1 lap, doek;
(oud en lélijk) vod het . lor het ;
(met een speciáal doel) dweil
тря́пка для до́ски ( — m school) bórdendoek;
э́то для него́ всё равно́, что кра́сная́ тря́пка для быка́ — dat werkt op hem als een róde lap op een stier;
тря́пка для мытья́́ посу́ды — váatdoek;
полова́я́ тря́пка ( — vloer)dweil;
тря́пка для пы́ли́ — stófdoek;
тря́пка для чи́стки́ — póetsdoek, póetslap, bóenlap
●
2
тря́пки Spreek. ( — mooie) kléren, kléding, todden
●
3
m
Spreek. sláppeling, slápjanus, slap figúur, vent van niks, pantóffelheld, slappe Tinus, sul, wékeling, (slappe) zak. zóutzak, dóetje het
быть тря́пкой — geen rúggengraat hébben ( ovdr. )
Начните вводить слово: