I ( int. ) 1 (geluid v. klap, slag) bang!, poef!; (geluid v. dónder e.d. ) boem! 2 Spreek. (ter úitdrukking v. onverwáchtheid) verdórie хоте́л пообе́дать - трах ! - рестора́н закры́т — ik wílde lúnchen en daar was me verdórie het restauránt dicht! ● II ( pred. ) Spreek. gaf een klap/dreun; pats (, boem)! [daar viel/lag hij]; ( v. brekend ijs ) (zei:) krak!