таба́к
m
( bot. ; ah rookwaar) tabák
де́ло таба́к ! Stijl. — wáardeloos!, (het ) een waardeloze zaak!, 't kon niet slechter!, er klopt geen ene moer van!, de zaak staat er beróerd voor!, het spel is uit!;
жева́тельный́ таба́к — prúimtabak;
кре́пкий́ таба́к — zware tabák;
на́ таба́к Arch. /☻ — fooi;
ню́хательный́ таба́к ( — snuif)tabák;
про́пасть/поги́бнуть не за поню́шку/понюх́ табаку́ Spreek. — voor niets snéuvelen;
сла́бый́ таба́к — lichte tabák