f
rechtváardigheid, geréchtigheid, bíllijkheid, rédelijkheid, recht het ; ( v. oordeel ) gegróndheid
восстанови́ть́ справедли́вость — het recht doen zégevieren;
справедли́вость восторжествова́ла!́ ( — vaak ir. ) éindelijk geréchtigheid!;
отда́ть́ [3] справедли́вость — iem. iets nágeven, recht doen;
по справедли́вости — rechtváardig, éerlijk
2 terecht, met recht;
справедли́вости ра́ди́ — om bíllijk te zijn, de éerlijkheid gebiedt te [zéggen];
социа́льная́ справедли́вость — sociale rechtváardigheid;
чу́вство́ справедли́вости — réchtsgevoel het , rechtvaardigheidsgevoel het