солове́й m zoöl. náchtegaal соловья́ ба́снями́ не ко́рмят ( — sprw.) praatjes vúllen geen gaatjes, woorden alléen zijn niet voldóende; ( — bij úitnodiging om aan táfel te gaan na een lang gesprék) genóeg gepráat, láten we aan táfel gaan; залива́ться/́ петь соловьём ( ovdr. ) — kwétteren (geaniméerd spréken); Солове́й-разбо́йник — Solowej de Róver (figúur uit de Rus. folk. die voorbijgangers doodde met zijn gefuit)