( pf a; if согрева́ть; tr. )
1 ( if греть; (у [2]/ на [6])) [vlóeistof, rúimte, óppervlak] verwármen, ópwarmen;
[hánden e.d. ] wármen (bij, voor/in); ( v. zon,
2 ( v. vriendelijke woorden e.d. ) een warm gevoel géven, kóesteren;
[verhaal e.d. ] ópluisteren, ópfleuren