сквози́ть ( if ; i/asg./ pl. 0; intr. ) 1 (licht dóorlaten; v. stof e.d. ) doorschíjnend zijn, dóorschijnen; ( v. gordijnen ) licht dóorlaten 2 ((че́рез [4])) ( v. licht(straal) e.d. ) schíjnen door [kíeren e.d. ] 3 ( ovdr. ) dóorschemeren, dóorklinken ( v. gevoelens e.d. , in ópmerking ) в то́не сквози́ло раздраже́ние́ — in zijn toon klonk érgernis door, in zijn toon was/viel érgernis te bespéuren ● 4 (onp.) tóchten здесь сквози́т — het tocht/trekt hier