ремесло́ n 1 ámbacht het , vak het , beróep het писа́тельское́ ремесло́ Spreek. — het schrijversvak, het beroep van schríjver; пло́тничье ремесло́ — tirnmermansvak het ; приня́ться́ за ста́рое ремесло́ Arch. — weer in het óude kwaad vervállen ● 2 ( depr. ) epigonisme het