m (i.a.b.) kind het (jóngen, méisje) он большо́й́ ребёнок ( ovdr. ) — hij is een groot kind; не будь́ ребёнком! — wees/doe niet zo kínderachtig!; ребёнок школьного во́зраста́ — leerplíchtige; дом́ ребёнка — kindertehuis het (voor kleine kinderen)