f
vréugde;
blíjdschap, blíjheid, genóegen het
ра́дости — vreugdevolle gebeurtenissen;
вот бы́ло бы ему́ ра́дость ! — dat zou hij wel wíllen!;
она́ на́ша ра́дость — zij is het zónnetje in huis;
быть в ра́дость [3] ( — iem.) plezier doen, (voor iem.) een genóegen zijn;
[3]
велика́́ ра́дость ! ( ir. ) — wat een lol!, het is een twijfelachtig genóegen!;
на ра́дость и го́ре́ — in voor- en tégenspoed;
и в ра́дости и в го́ре́ — in goede tijden en slechte tijden;
ра́дости и го́рести́ жи́зни — het wel en wee des levens;
доставля́ть́ [3] ра́дость — iem. plezier doen, vréugde verscháffen;
ра́дость жи́зни́ — lévensvreugde;
к ра́дости [2] — tot vréugde van;
ра́дости ма́ло́ … Spreek. — het is ook niet álles …;
моя́́ ра́дость ! — mijn líeveling!;
на ра́дость [3] — voor het plezier van, om iem. te plezíeren;
на ра́достях Spreek. ( — bij een plezíerig voorval) van blíjdschap;
от ра́дости — van blíjdschap/ vréugde;
быть вне себя́ от́ ра́дости — búiten zichzélf zijn van vréugde;
разделённая́ ра́дость - двойна́я ра́дость — gedeelde vreugd is dubbele vreugd;
с ра́достью — met genóegen/plezier/ vréugde, graag;
с величайшей ра́достью ☺ — vólgaarne;
с како́й ра́дости! Spreek. ( — neg.) waaróm in vrédesnaam/gódsnaam;
соба́чья ра́дость Stijl. ( — benáming voor) gore worst;
ста́рость́ - не ра́дость — de óuderdom komt met gebreken, de jaren begínnen te téllen, je begint de léeftijd te vóelen;
ра́дость труда́́ — de vréugde van de árbeid;
что за ра́дость ! ( ir. ) — wat een lol!, het is een twijfelachtig genóegen!