ПЯТКА: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

ПЯТКА

пя́тка
f
1 ( anat. , v. schoen, kous) hiel; ( v. voet, kous ) hak
у [2] пя́тки гудя́т Spreek. ( v. — veel lópen) moeie bénen hébben;
то́лько пя́тки засверка́ли́ у [2] Spreek. ( ovdr. ) — de hákken láten zien, er als een speer vandóor gaan;
де́вой пя́ткой Stijl. — met de Franse slag;
лиза́ть́ пя́тки [3]/у [2] Spreek. — iem.s hielen líkken;
наступа́ть́ на пя́тки [3] Spreek. — iem. op de hielen zítten;
показа́ть пя́тки Spreek. — z. uit de voeten máken, de hielen líchten/láten zien, de áftocht blázen;
у [2] се́рдце/ душа́́ в пя́тки ушло́/ушла́ — het hart/de moed zonk mij/hem/ … in de schoenen;
се́рдце у [2] ушло́ в пя́тки (от стра́ха) Spreek. — de schrik sloeg iem. om het hart;
сма́зывать́ пя́тки (са́лом) ☻ ( ir. ) ' — m sméren, áfdruipen, de áftocht blázen;
пя́тки [2] не сто́ит́ Spreek. — niet in de scháduw kúnnen staan van

2 drugssl, peuk (met nog net genóeg tabák voor een of twee trekjes; joint die zo gedráaid is dat er geen wiet uitvalt)