про́сьба f 1 ((к [3]) (o [6]/inf.)) verzóek het (aan iem.) (om/om te) про́сьба не опа́здывать — men wordt verzocht op tijd aanwézig te zijn; горя́чая/стра́стная́ про́сьба — sméekbede; обрати́ться́ к [3] с про́сьбой — iem. een verzóek doen, een verzóek aan iem. ríchten; по про́сьбе — desgevráagd; по про́сьбе [2] — op verzóek/áanvraag van; по многочи́сленным про́сьбам — op veelvúldig verzóek; про́сьба о предоставле́нии́ креди́та — kredíetaanvraag; смотре́ть́ с про́сьбой во взо́ре — iem. vrágend/ smekend áankijken; согла́сно́ ва́шей про́сьбе — overeenkómstig uw wens/verzóek; x меня́ к вам (маленькая) про́сьба — ik heb een verzóek/een klein verzoekje aan u ● 2 Arch. verzóekschrift het пода́ть́ про́сьбу о [6] off. — een verzóek(schrift) índienen om, iets áanvragen
