adj
uitstékend, voortréffelijk, uitmúntend, magnifíek, onvolprézen, opperbést, superiéur;
( ovdr. ) góddelijk: ( v. úiterlijk e.d. ) pico bello
превосхо́дно! ( — als antwoord op voorstel) príma!, uitstékend!;
она́ превосхо́дно де́ржится́ ( m.b.t. — gedrág, léeftijd) zij houdt z. goed;
превосхо́дная сте́пень́