подорва́ть
( pf 6°b/c; if подрыва́ть; tr. )
1 ópblazen (met spríngstof), láten ontplóffen/explodéren, de lucht in jágen
2 [gezóndheid, autoritéit] ondermíjnen, [gezóndheid, posítie] een knauw géven;
[krachten] slópen;
[economíe] ontwríchten