f
1 laaghártigheid, plóertigheid, geníepigheid (als
по зако́ну́ по́длости! Spreek. ( — bij pech) het is alsóf de dúivel er mee speelt!
●
2 gemene/mínne streek, rótstreek, schúrkenstreek, smeerlapperíj
сде́лать́ [3] по́длость — een rótstreek met iem. úithalen, een rótstreek léveren