подлежа́ть ( if Arch. b; [3]) off. onderhévig zijn, onderwórpen zijn (aan); vállen, ressortéren (ónder); z. blóotstellen aan [gerechtelijke vervólging] подлежа́ть диску́ссии/ обсужде́нию́ — ter discússie staan; подлежа́ть измене́нию́ — aan verándering onderhévig zijn; не подлежи́т сом-́ нению,́ что ☺ — het is aan geen twíjfel onderhévig, dat