ОСТАНОВИТЬ: значение слова

останови́ть
( pf if остана́вливать; tr. )
1 (doen) stóppen, doen stílstaan, tégenhouden;
[vóertuig] láten stílhouden, tot stílstand/staan bréngen;
[paard;
tégenstander] tot staan bréngen, ópvangen;
[verkéer, bedrijf, etc. ] stílleggen;
[machíne] stop zétten, úitzetten;
[automotor] áfzetten: [klok] stílzetten;
[bal, machíne] stóppen
останови́ть кровотече́ние́ [5] — het bloed stélpen met;
останови́ть произво́дство́ — de prodúctie stop zétten/stílleggen;
останови́ть рабо́ту́ — het werk stáken/erbíj néergooien;
рабо́ты бу́дут остано́влены — de werkzaamheden zúllen geen verdere vóortgang vínden;
строи́тельство́ остано́влено — de bouw ligt stil
●
2 stóppen: [áanval, wóordenstroom] stúiten;
[wédstrijd, spel] stáken, stílleggen;
[epidemíe] tot staan bréngen: een halt tóeroepen aan [áanval, gewéld, maatscháppelijk verschijnsel, wóordenstroom e.d. ]
останови́ть уте́чку́ информа́ции — een lek díchten ( v. informátie)
●
3 [iem., vóertuig] áanhouden;
iem. staande hóuden, áfremmen, tégenhouden;
iem. weerhóuden ( v. bep. acties);
(iem. om iets te vrágen) áanschieten, áanklampen: (iem. door een gesprék) óphouden
не останови́ть [4] — niet doen terúgschrikken voor;
его́ не останови́ть/остано́вишь ( v. — wérker, práter) hij is niet te stóppen/(tégen) te hóuden/ te stúiten;
его́ бы́ло ниче́м не останови́ть — hij liet z. door niets weerhóuden;
ничто́́ на све́те не остано́вит меня́ пе́ред [5] — niets ter wéreld kan mij áfhouden van …;
его́ не остано́вят никаки́е тру́дности́ — hij is voor geen kléintje verváard, hij schuwt de problemen niet
●
4 (на [6]) concentréren op
останови́ть (свой) взгляд́ на [6] — de blik láten rusten op, de blik/de ógen véstigen op;
останови́ть внима́ние́ на [6] — de áandacht véstigen op;
останови́ть свой вы́бор́ на [6] — z'n keus bepálen/láten vállen op