adj
bijzónder, speciáal, uitzónderlijk
ничего́́ осо́бенного — niets van belang, iets heel gewoons, niets bijzonders, niets in het bijzónder, niets om óver naar huis te schríjven;
( m.b.t. — verwónding, gemorste kóffie, etc. ) dat stelt niets voor;
что там (тако́го) осо́бенного? ( m.b.t. — muséum) wat is daar te zien?;
что-то осо́бенное ( ovdr. ) — het neusje van de zalm