обма́н
m
bedróg het , bedriegeríj, misléiding, nep
всё э́то обма́н — dat is állemaal gelogen, dat zijn állemaal leugens;
ввести́́ [4] в обма́н — iem. op een dwáalspoor bréngen, béetnemen, misléiden, bedríegen;
впасть́ в обма́н — aan bedrog ten prooi vállen, op een dwáalspoor gebracht wórden, misleid wórden;
обма́н дове́рия́ — mísbruik van vertróuwen;
обма́н зре́ния́ — gezíchtsbedrog het , óptisch bedrog;
обма́н избира́телей́ — kíezersbedrog het ;
опти́ческий обма́н — gezichtsbedrog het , óptisch bedrog;
не подда́ться́ обма́ну Arch. / Spreek. — z. niet op een dwáalspoor láten bréngen, z. niet bij de neus láten némen. z. niet láten misléiden/béetnemen;
соверши́ть обма́н — bedrog plégen