Русско-голландский словарь ОБЛОМОК обло́мок m 1 afgebroken stuk het , brókstuk het , brok de/het ; ( v. pot, kopje e.d. ) scherf обло́мки — puin het ; обло́мки самолёта — vlíegtuigwrak het ● 2 ( ovdr. : v. verschijnsel, gewóonte, gebruik) overblijfsel het (uit verléden)