f
1 belédiging, krénking
не в оби́ду будь ска́зано — zónder iem. te wíllen belédigen, het is niet kwetsend/hátelijk bedoeld, je/u moet me/ het/ … niet verkéerd begríjpen/ópvatten, duid me niet ten kwade, met álle respéct;
не дать в оби́ду [4] — iem. niet láten belédigen, het voor iem. ópnemen, voor iem. in de bres spríngen;
не да́ться́ [З] в оби́ду — z. niet láten belédigen door, z. niet op z'n kop láten zítten door. z. niet láten kísten door, z. de kaas niet van het brood láten éten door, iets niet slíkken/pik-
ken van;
нанести́ [З] оби́ду — iem. belédigen/krénken/ kwétsen/gríeven, een belédiging áandoen;
проглотить́ оби́ду — een belédiging slíkken
●
2 wrok
быть́ в оби́де на [4] — wrok kóesteren tégen/jégens;
пита́ть/ носи́ть́ оби́ду на [4] — wrok kóesteren tégen/jégens
●
3 (als