нужда́ться
( if )
1 in ármoede léven, gebrek líjden, een noodlíjdend bestáan léiden, behóeftig/nooddruftig zijn
2 (в [6]) [hulp, rust, iem., etc. ] (zeer hard) nódig hébben, behóefte hébben aan [hulp, rust, iem., etc. ], zítten spríngen/vrágen om [hulp, rust, iem., etc. ], veréisen, behóeven [betere formuléring, úitleg, etc. ]
нужда́ться в деньга́х́ — in géldnood zítten/ verkéren, om geld verlégen zítten, krap (bij kas) zítten;
э́тот план нужда́ется в большо́й дорабо́тке́ — aan dit plan valt nog heel wat te scháven;
о́стро́ нужда́ться в [6] — een nijpend gebrek hébben aan;
нужда́ться в о́тдыхе́ — aan rust toe zijn;
нужда́ться в по́мощи́ — hulp behóeven;
дом нужда́ется в ремо́нте́ — het huis moet opgeknapt wórden