f
1 níeuwigheid, novitéit, novum het
2 níeuwtje het , nieuws het ;
(als
но́вости (дня) — níeuwsberichten;
э́то для меня́ но́вость — dat was onbekénd voor mij, dat is nieuw voor mij;
городски́е́ но́вости — stadsnieuws het ;
каки́е́ но́вости? — wat is er voor nieuws?
●
3 Arch. níeuwheid, het nieuw-zijn