n
bedóeling, inténtie, óogmerk het , ópzet;
vóornemen het , plan het
без́ вся́кого наме́рения — zónder ópzet;
в [6] не бы́ло дурно́го намерения — iets was niet kwaad bedoeld;
име́ть наме́рение + — inf. het
vóornemen kóesteren te, van plan zijn te;
недо́брые́ наме́рения — bóze bedoelingen;
с наме́рением — met ópzet;
met het doel ( — te), met de bedóeling;
с