m
1 jóngen
был ли ма́льчик ? ( ir. ) — meen je dat nou?;
муж-ма́льчик — pantóffelheld;
ма́льчик с па́льчик ( — spróokjesfiguur) Kleinduimpje het ;
( — klein kind) kleinduimpje het , onderdeurtje het , kléintje het
●
2 (als
ма́льчик для би́тья Spreek. — pispaaltje het , zóndebok;
ма́льчик на ку́хне́ — kéukenhulp
●
3