ла́дить
( if )
1 (c [5]) (goed) overwég kúnnen met, elkáar verdrágen, 't róoien met
ла́дить с обе́ими сторона́ми — twee partijen te vriend hóuden, van twee walletjes éten
●
2 ( tr. ) Stijl. in órde bréngen, geschíkt máken; ( v. muzíekinstrument ) stémmen
3 ( tr. ) Stijl. van plan zijn
4 ( tr. ) Stijl. alsmaar hetzélfde zéggen, herkaúwen
ла́дить одно́́ и то же — altíjd hetzélfde líedje zíngen