КОСТЬ: значение слова

Начните вводить слово:
Нажмите сюда, чтобы развернуть список словарей

Русско-голландский словарь

КОСТЬ

f
1 bot het , been het , knook, knékel; ( v. vis ) graat
ко́сти anat. — beenderstelsel het , gebeente het , beenderen;
бе́дренная кость anat. — dijbeen het , heupbeen het ;
бе́лая кость Arch. — blauw bloed (ádel);
стоя́ть ко́стью в го́рле/ поперёк го́рла́ [3]/ — y [2] Spreek. ( v. iets naars/vervelends) iem. dwarszitten;
костя́ми греми́т Stijl. — je kunt z'n ribben téllen;
грудна́я кость — bórstbeen het ;
живы́е ко́сти мя́сом обраста́ют ( gez. ) — zoláng er léven is, is er hoop;
у [2] ко́жа да ко́сти ( m.b.t. — iem.) hij/ … is vel óver been, veel vlees zit er niet aan …, … is een gratenpakhuis;
лечь́ костьми́ Spreek. ( ovdr. ) — in de strijd ómkomen, stríjdend ten ónder gaan;
met het léven betálen voor;
( — scherts.) z'n uiterste best doen;
локтева́я́ кость — éllepijp;
мозгова́я́ кость — mérgpijp;
кость с мя́сом́ — kluif;
у [2] одни́́ ко́сти ( m.b.t. — iem.) hij/ … is vel óver been, veel vlees zit er niet aan hem/ …, hij/ … is een gratenpakhuis;
перемыва́ть́ ко́сти [3] Spreek. — iem. óver de hékel hálen, óver iem. róddelen;
пересчита́ть/перелома́ть ко́сти [3] Stijl. — iem. een pak rammel/ránsel géven, áframmelen, áfranselen;
плоть́ от пло́ти, кость от ко́сти ☺ — z'n éigen vlees en bloed;
плю́сневая́ кость anat. — middenvoetsbeentje het ;
ко́сти [2] поко́ятся в земле́ — hier rust …;
постро́ить на костя́х ( ovdr. ) — óver líjken gaan;
на костя́х постро́ить/воздви́гнуть — bóuwen ten koste van vele mensenlevens;
предплю́сневая кость anat. — vóetwortelbeentje het ;
продро́гший до косте́й — bevróren tot op het bot;
промо́кнуть́ до косте́й — geen droge draad aan het lijf hébben, dóornat/dríjfnat/ klétsnat zijn, totáal verregend zijn. dríjven;
пястная кость — middelhandsbeentje het ;
ры́бья кость — vísgraat;
сложи́ть (свои́) ко́сти ☺ — het moede hoofd néerleggen, om het léven kómen;
слоно́вая́ кость — ivóor het , ólifantstand, elpenbeen het ;
и косте́й не соберёшь Spreek. — daar kom je nooit lévend uit, dat overleef je nooit;
чёрная́ кость Arch. — beschéiden hérkomst, geméen het , grauw het ;
широ́ќ в ко́сти/ко́стью Spreek. — gedróngen ( v. iem.);
у [2] язы́ќ без косте́й Spreek. — hij/ … kletst maar een eind weg, hij/ … wauwelt aan één stuk door

2 dóbbelsteen, bíkkel, koot
кость домино́́ — dóminosteen;
игра́́ в ко́сти — dobbelspel het ;
ко́сти для по́кера́ — pókerstenen