Русско-голландский словарь ИЗГОЙ изго́й m 1 hist. (in de Middeleeuwen; benáming voor iem. wiens sociale státus is veranderd; bv.) líjfeigene die z. vrijgekocht heeft, in vríjheid gestelde slaaf; failliete kóopman 2 ( ovdr. ) uitgestotene, verschóppeling, verwórpeling