n
(metáal; voorwerpen, múnten, góuddraad) goud het
он про́сто зо́лото Spreek. — hij is zijn gewicht in
goud waard, hij is een pracht van een vent;
бе́лое́ зо́лото
2 ( ovdr. ) katóen de/het ;
вы́играть зо́лото Spreek. — góuden plak wínnen;
из́ зо́лота — van goud, góuden;
купа́ться́ в зо́лоте — in het geld zwémmen, geld als water hébben;
листово́е́ зо́лото — bladgoud het , vergúldsel het ;
на́ вес зо́лота — het gewicht in goud waard;
накладно́е́ зо́лото — doublé het ;
не́ всё то зо́лото, что блести́т ( gez. ) — het is niet álles goud wat er blinkt;
ходи́ть́ весь в зо́лоте — veel juwélen áanhebben;
чёрное́ зо́лото ( ovdr. : v. — ólie) het zwarte goud;
чи́стое́ зо́лото — echt/zúiver goud