Русско-голландский словарь ЗАГНУТЬСЯ загну́ться ( pf ; if загиба́ться) 1 ( v. rand e.d. ) ómbuigen, ómkrullen края́ листа́ загну́лись — de randen van het blad zijn omgekruld ● 2 Stijl. de pijp úitgaan, het loodje léggen, de pijp aan Maarten géven, crepéren