горшо́к
m
1 ( v. áardewerk) pot
не бо́ги́ горшки́ обжига́ют — dat spélen we wel klaar;
от горшка́ два вершка́́ ( v. — kind) drie túrven hoog;
горшо́к из-под мёда — honingpot;
да хоть горшко́м назови́!́ Spreek. — als het kind maar een naam heeft;
под горшо́к остри́чь́ — een bloempotkapsel géven;
расте́ния́ в горшка́х — potplanten;
горшо́к об горшо́к и в стороны́́ — ze zijn gebrouilléerd, ze verkéren op gespánnen voet;
цвето́чный́ горшо́к — blóempot
●
2 po, pot
(за)хоте́ть на горшо́к — op de pot móeten, naar de plee móeten;
ночно́й́ горшо́к — kamerpot, nachtpot, náchtspiegel;
посади́ть́ ребёнка на горшо́к — een kind op de pot zétten;
ребёнок уже́ (сам) про́сится́ на горшо́к — het kind is al zíndelijk
Начните вводить слово: