во́рон (rn. an. ) zoöl. raaf во́рон во́рону глаз не вы́клюет́ ( — sprw.) de ene kraai zal de andere kraai niet de ógen úitpikken (mensen die een gemeenscháppelijk belang hébben, zúllen sámenwerken), dief en diefjesmaat; (куда́) во́рон косте́й не заноси́л Spreek. — aan/naar het (andere) eind van de wéreld, in een úithoek; чёрный́ во́рон Arch. / Spreek. — arrestántenwagen, óvervalwagen