БЛИЗКИЙ: значение слова

бли́зкий
adj
I (K [3])
1 ( v. plaats) dichtbíj, nabíj (gelégen), in de buurt (gelégen)
бли́зко — nabíj;
ты уже́ бли́зок к тому́, что́бы стать алкого́ликом — je bent hard op weg om alcoholíst te wórden;
бли́же к де́лу! — blijf bij het onderwerp!, niet áfdwalen!, ter zake!;
бли́зко друѓ к дру́гу — dicht bij elkáar [staan, zítten];
бли́же к нача́лу ( — in boek) vérder naar vóren;
бли́же к середи́не — meer naar het mídden;
бли́же к сце́не ( — m theáter) vérder naar vóren;
что бли́зко лежи́т́ — wat voor het gríjpen ligt;
она́ была́ близка́ к отча́янию — zij was de wánhoop nabíj;
о́чень́ бли́зко от [2] ( v. — steden, dorpen e.d. ) vlakbij;
я зна́ю, как бли́же пройти́́ (к [3]) — ik weet een kortere weg (naar …);
расстоя́ние́ не бли́зкое — de áfstand is niet geríng;
с бли́зкого расстоя́ния́ — van geringe áfstand, van dichtbíj;
са́мый́ бли́зкий — díchtstbijzijnd;
совсе́м́ бли́зко (от [2]) — in de onmiddellijke nabíjheid (van), dicht/diréct in de buurt (van)
●
2 ( v. tijd) nabíj
бли́зкое бу́дущее́ — nabije tóekomst;
карти́на́ близка́ к заверше́нию — het schilderíj nadert zijn voltóoiing;
его́ коне́ц́ бли́зок — zijn einde nadert;
коне́ц уже́ бли́зок — het eind(e) is in zicht
●
3 ( v. verwanten ) naast; ( v. verwanten; v. interessen, belangen ) (nauw) verwánt
бли́зкие — náaste verwanten;
[3] бли́зко … — hij/ … heeft een ópen oog voor;
интере́сы́ [2] близки́ [3] — hij/ … voelt z. verwánt met [déze partíj e.d. ];
бли́зкий ро́дственниќ — náaste verwánt, verwánt in de eerste graad;
они́ бли́зкие ро́дственники — zij zijn nauw verwánt;
бли́зкое родство́́ — verwántschap in de eerste graad
●
4 ( v. vríendschap, contact, relátie ) intíem, nauw, vertróuwd
бли́зкий друѓ — intieme vriend;
бли́зкие друзья́ — dikke vrienden;
при бо́лее бли́зком знако́мстве/ ознакомле́нии́ — bij nadere kénnismaking;
знать́ [4] бли́зко — iem. van nabíj kénnen;
на́ши отноше́ния́ ста́ли бо́лее бли́зкими — ónze betrekkingen werden hechter;
в бли́зких отноше́ниях́ с [5] — intíem met;
(по)знано́миться́ (по)бли́же с [5] — náder kennismaken met iem.;
он бли́зок с отцо́м — z'n váder staat hem na
●
5 ( v. kopíe, gedáchte, onderwerp) dichtbíj, verwánt, gelijkend
бли́зкий к оригина́лу́ — dicht bij het originéel;
бли́зкий по смы́слу — zínverwant
●
6 ( m.b.t. miníster, etc. ) uit de náaste kringen van, vríje tóegang hebbend tot
от бли́зких к мини́стру люде́й [ — berícht] uit de náaste kringen van de miníster
●
II
m
hist. verwánte